19 okt 2011

Wie ut vreuger in Terstroate woar......

Terstroate............
ein van de schoenste stukskes va Nuth,
rustig, greun, en nog wie ut vreuger woar.............

Terstraote is in 1969 aangewieze es ein besjermp dörpsgezich,
vanwaeëge zien good bewaarde vakwerkhäöëf en sjpekhoeëzer oeët d'r 18e ieëw.
Eine haof haat 'ne mergele voluutgaeëvel woeë-op 'ne sjleetsjtein mèt 't jaoërtal 1740. 
Midde tösje de beboewing op 'n pleintje sjteet 'n waeëgkruts ónger 'ne boum. 
In de buurt, op 't ing van 'ne holle waeëg bevingk zich de carréboerderie G'n Dreesj.







5 okt 2011

Hunnecum vreuger.....


Hunnecum, Weusten
achterom bij Vossenjager Lei Weusten

Hunnecum voormalig pand Cremers, waarschienlik ut hoes van mien euver groetouwers

Ut is waal in ut hollends, mer ich wil uch tog neet onthoutte
Ein schoen stukske euver Hunnecum vreuger, oet ut glazen album,van ut Limburgs Museum

Hunnecum hoorde bij Nuth, maar de inwoners van het gehucht voelden dat niet zo. Je was op de allereerste plaats iemand van Hunnecum. De onderlinge band in de buurtschap was heel sterk. Men liep bij elkaar in en uit. Veel gerei en gereedschap werd onderling uitgeleend. Als de witte kool geoogst was, ging de koolschaaf van huis tot huis. Zo geschiedde ook met het molentje voor de snijbonen. De gesneden kool ging met zout in een Keulse pot. Doekje erover, plank erop en tot slot een zware steen voor het gewicht. Na verloop van tijd had je dan zuurkool. Dezelfde procedure werd gevolgd met de snijbonen. Maar als je daar een maaltje van uit de kelder moest halen, waren het echte stinkeboeëne. De onwelriekende geur die je de adem afsneed, verdween echter als de bonen gekookt werden. Na Kerstmis werden de wafelijzers geruild die in Hunnecum in omloop waren. Met Nieuwjaar had iedereen verschillende soorten en formaten wafels.

Mien Schols: “Onze opa was een markante man. Hij had voor iedereen zijn woordje klaar. Oma was de goedigheid zelf. Ze waren heel gastvrij. Voor mijn grootouders waren alle mensen hetzelfde. Als er een trouwpartij op stapel stond in Hunnecum of als er iemand overleden was, kwam de jonkheid (de ongetrouwde jongens en meisjes) bij opa en oma bijeen om papieren bloemen te vouwen of kransen te maken. Er stierven toen regelmatig kinderen en die werden opgebaard omgeven met bloemen van verschillende kleuren crêpepapier. Op de dag van een begrafenis trok heel Hunnecum in een stoet naar de kerk van Nuth. De kist werd gedragen door de naaste buren. Iedereen werd begraven op het kerkhof van Nuth. Opa en oma hebben daar ook hun laatste rustplaats gevonden. De jonkheid kwam graag bij mijn grootouders. Ook onder trieste omstandigheden. Opa was namelijk een hele opgewekte man. Ik heb hem nooit boos gezien of verdrietig. Hij was altijd goed voor een kwinkslag. Hij doorbrak de droefenis en liet de mensen lachen.”
Lei Kleintjens had drie koeien. Mien Schols herinnert zich dat het er twee werden en uiteindelijk een. Wat de reden was dat de bescheiden veestapel uitdunde, is haar nooit duidelijk geworden. De koeien werden iedere dag gemolken. Van de melk werd op de boerderij om de zoveel tijd boter gemaakt. Als de melk zuur was geworden, werd die in een theedoek aan de waslijn gehangen. Zo kreeg je fluitekieës. Mien Schols: “Opa had een tuin en daar was hij heel trots op. Als hij overdag moe was, ging hij er uitrusten. Hij had een schuurtje gebouwd in de tuin. Opa schuilde er als het regende. Hij borg er zijn gereedschap op. Tegen de buitenkant van het schuurtje stonden allerlei heiligenbeelden. Met en zonder hoofd of handen. Hij voerde hele gesprekken met die heiligen. Hij had ook altijd pruimtabak in zijn mond. Als wij kinderen bij het stoeien waren gevallen en pijn hadden, deed hij op de pijnlijke plek pruimtabak. Het brandde nog erger dan jodium. Maar het genas wel. Opa en oma waren dol op hun kleinkinderen. En wij op hen. Met Pasen hadden we altijd groot feest. Opa had in zijn tuin eieren verstopt. Als we er een gevonden hadden, legden we het in zijn pet. Vaak verstopte hij een ei weer opnieuw als wij even niet opletten. Hij had dan de grootste lol.”

Hunnecum was een rustig gehucht. Langs de huizen liep de grub (de goot) en dan de straat. Autoverkeer was zeldzaam. Enkele inwoners hadden een fiets. Die kon je altijd lenen als je naar Nuth moest, maar de inwoners hoefden niet vaak naar het dorp. Alleen voor een bezoek aan de dokter of de kerk. Hunnecum telde twee dorpswinkels, een café en een windmolen. Eind jaren dertig werd de rijksweg van Valkenburg naar Hoensbroek aangelegd. Er moesten enkele huizen voor worden afgebroken. De nieuwe weg was breder en had aan weerszijden een fietspad. Langzaam werd het drukker met verkeer. Hunnecum uit de tijd van Het glazen album van Limburg verdween geleidelijk. Mien Schols: “Opa is in 1941 gestorven. Hij is niet lang ziek geweest. Hij was gewoon op. Toen hij overleed, was hij 79. Dat was voor die tijd heel oud. Oma is in 1946 heengegaan. Ze is even oud geworden als haar man. Enkele jaren na de oorlog is hun huis afgebroken. Jammer genoeg. Nu is er veel verkeer. Het Hunnecum van opa en oma bestaat niet meer. Alles is veranderd. Soms komen we er door met de auto. Maar het voelt heel anders aan dan vroeger. Als ik terugdenk aan Hunnecum, zie ik opa een praatje maken met iemand uit de buurt. Of oma Mien aan het spinnewiel op de binnenplaats van hun boerderijtje. Wat hebben wij een ongelooflijke fijne tijd samen gehad in Hunnecum.”