31 mrt 2011

de Beltmolen van Hunnecum





Naam Molen van Hunnecum
Bouwjaar 1882
Type Beltmolen
Kenmerken Ronde stenen molen
Functie Korenmolen
Ligging Bergerweg 2
6361 GA Nuth
Rijksdriehoek X: 189185 Y: 324904
toon op kaart
Gemeente Nuth
Kadaster Gemeente Nuth, sectie C, nr. 3858
Monumentennummer 30936
Eigenaar Stichting Kasteel Wijnandsrade
Bedrijfsvaardigheid Maalvaardig
Bestemming Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
Molenaar J. Delbressine / R. Schols
Bezoekmogelijkheid 1e en 3e zaterdag van de maand 13.00 - 16.30 uur




De molen werd in 1882 gebouwd in opdracht van Maria Ludovica Jongen uit Amstenrade, buiten gemeenschap van goederen getrouwd met de herbergier Hendrik van Soest. Voor de bouw kocht zij in 1880 een perceel bouwland Op den Nutherweg van Maria Elisabeth Frijns, landbouwster in Jabeek. In 1882 werd de molen, die op 28 januari in gebruik was genomen door een niet nader genoemde onvoorziene oorzaak vernield en herbouwd.
De eigenaren wisselden elkaar daarna snel af. In 1887 werd Aloysius Josephus Cremers, eigenaar en na successie in 1893 Gerardus Constantinus Cremers, notaris in Sittard. In 1905 verkocht hij de molen aan Joseph Hounjet, molenaar in Eckelrade-Sint Geertruid. In 1907 werd Jan Hendrik Koolen, molenaar in Eygelshoven door koop eigenaar, in hetzelfde jaar vervolgens Hendrik Leunissen, winkelier in Nuth, en tenslotte in 1908 Johann Gerhard Krings, eigenaar van de Platsmolen in Nuth.
Krings verloor een been toen hij door het aswiel in de kap werd gegrepen. De houten prothese scheen hem weinig gehinderd te hebben. Hij bleef op de windmolen malen en als het nodig was, kon hij zijn woorden met het houten been de nodige kracht bijzetten. Op de molen lagen toen een koppel Franse stenen voor het malen van tarwe en een koppel blauwe stenen, beide 16der. Krings, reeds lang weduwnaar, overleed in 1926; zijn zoon Franz was in 1911 overleden en Johann Heinrich, gehuwd met Maria Martha Moonen, stierf in 1920. Maria Moonen bleef toen met vijf minderjarige kinderen achter. Later hertrouwde ze met  mijnwerker Jacob Hubert Wevers uit Schinveld, die zich in 1930 als molenaar op de windmolen vestigde.
De nalatenschap van Johan Gerhard Krings werd in 1926 openbaar verkocht. De watermolen met huis, schuur en stalling werd verkocht aan J.J.H. Grooten; de windmolen met erf werd voor 3000 gulden verkocht aan Jacob Hubert Wevers als gemachtigde voor Maria Martha Moonen.
In 1933 speelde zich een drama af: op zondagmorgen 25 juni werd Wevers op weg naar huis na een kerkdienst door J.J. met een mes gestoken en vervolgens in de buik geschoten. Enige dagen later overleed hij aan de verwondingen. Zijn vrouw trof in de nabijheid van het vroegere molenaarshuis hetzelfde lot. Ze vluchtte via de molenberg naar de maalzolder waar zij kort daarna overleed. De dader probeerde vervolgens de molen in brand te steken maar dit mislukte: het begin van de brand kon worden geblust.
In hetzelfde jaar werd de molen gekocht door Dirk Zijlstra, zonder beroep, te Hoensbroek; in 1934 door Johannes Christiaan Delbressine, molenaar in Neerbeek-Beek, en Mathias Laurentius Delbressine eveneens te Neerbeek. Zij lieten de houten buitenroede, die in slechte staat verkeerde, vervangen door een ijzeren roede afkomstig van de standaardmolen op Molendries in Helden van de Gebr. Verlinden. Onderin de molen stond toen een elektrische maalstoel als hulpgemaal.
De molen werd verpacht aan Hub. van den Eertwegh, afkomstig uit Heythuysen. In 1937 verliet Van den Eertwegh de molen van Nuth en vertrok naar het nieuwe Peeldorp Elsendorp, waar hij volgens ontwerp van Chr. van Bussel een nieuwe windmolen had laten bouwen (welke molen reeds op 14 november 1940 zou verbranden als gevolg van zware storm).
Na Van den Eertwegh vestigde eerder genoemde Mathias Laurentius Delbressine zich op de windmolen. Het woonhuis, dat aan de noordoostzijde van de molen staat, werd in de oorlogsjaren 1943-1944 gebouwd. In 1948 werd hij na boedelscheiding alleeneigenaar.
Het gemaal begon in de jaren vijftig te verlopen. De maalstoel, die onderin de molen stond, was intussen vervangen door een elektrische hamermolen. De toestand van de windmolen begon slecht te worden.
In de jaren 1956-1957 volgde een restauratie, die door de firma. Adriaens werd uitgevoerd. Deze omvatte voornamelijk het gevlucht, de staart en de kap. De wieken werden gestroomlijnd volgens het systeem Van Bussel en voorzien van remkleppen. De molen werd opgeschilderd, kreeg vier nieuwe zeilen en werd weer een sieraad voor de omgeving. Soms werd er nog met het aanwezige koppel stenen gemalen.
Delbressine overleed in 1971 en de molen raakte in verval. In 1993/94 volgde een grondige restauratie door de fa. Adriaens, waarbij onder meer de roeden werden vervangen (en weer werden voorzien van Oudhollands tuig). Sindsdien is de molen weer regelmatig draaiende te zien waarbij ook wordt gemalen.

Geen opmerkingen: